E Type 9586B6 40 88 958 6 919 1 ex 1215A0IMG0789 04 09 82   Copy

In 1953 trad de NMBS toe tot de EUROPpool die in 1951 werd opgericht. Eén van de belangrijkste initiatieven  was de aanzet voor het ontwerp van een verschillende types internationale UIC wagens. De stortwagens type 1215 A van de NMBS behoorde tot het UIC type 1 van de EUROP-pool.   

Geschiedenis van de EUROP-pool

De EUROP-pool werd op 1 mei 1951 opgericht als een grensoverschrijdende samenwerking tussen de Duitse (DB) en de Franse (SNCF) spoorwegen. 

In 1953 trad de NMBS toe tot deze EUROP-pool, samen met zeven andere spoorwegmaatschappijen waaronder Luxemburg (CFL), Italië (FS), Nederland (NS), Oostenrijk (OBB), Zwitserland (SBB/CFF) en Eisenbahnen des Saarlandes (EdS). De organisatie kreeg zijn hoofdzetel in Bern in Zwitserland. Elke maatschappij bracht een aantal wagens in de pool die vrij op elkaars spoorwegnet konden ingezet worden zonder dat ze onmiddellijk naar het land van oorsprong moesten terugkeren. Door het gemeenschappelijk gebruik werd het aantal ritten met lege wagens zoveel mogelijk vermeden. Op het hoofdkwartier in Bern werd dagelijks de teller bijgehouden zodat de huurprijs voor het gemeenschappelijk gebruik aan de deelnemende landen kon doorgerekend worden.

In de jaren 1950 tot begin 1960 bleef de onderlinge uitwisseling beperkt tot open stortwagens en gesloten goederenwagen met twee assen. Later werden andere types in de pool opgenomen, zoals rongenwagens Kbs en Rs, gesloten wagens Gbs, zelflossers Fcs en schuifwandwagens Hbis.

Om de uitwisseling vlot te laten verlopen, werden deze wagens gebouwd volgens internationale afspraken en standaarden. Een aantal van deze afspraken werden vastgelegd door het UIC of 'Union Internationale des Chemins de fer' en in het internationale RIV-reglement (Regolamento Internazionale Veicoli). Het UIC en het RIV werden in de jaren 1920 opgericht en zijn tot op vandaag nog steeds actief.
Op 1 december 2002 werd de EUROP-pool opgeheven.
 

De NMBS stortwagens type 1215 A0 -  UIC type 1

Eén van de belangrijkste initiatieven van het UIC was de aanzet voor het ontwerp van een verschillende types internationale UIC wagens. De bouw van deze wagens gebeurde op initiatief van elke spoorwegmaatschappij afzonderlijk en werd uitbesteed aan de plaatselijke industrie. Omdat ze uiterlijk en vooral technisch identiek waren konden ze gemakkelijk ingezet worden in de landen die lid waren van de EUROP-pool. Bovendien gebeurde het klein onderhoud in het land waar de wagens op dat moment vertoefden. Alleen voor een grote revisie en bij een ernstige beschadiging kwamen ze terug naar het land van herkomst.

De open wagen op twee assen behoord tot het UIC type 1. De wagens waren in metaal en voorzien van een vloer in hout. In het totaal werden 4018 wagens van dit type gebouwd voor en door de NMBS werkplaats in Cuesmes en bij ABR in Familleureux. Dit gebeurde in 7 reeksen vanaf 1956 tot 1958.

Ze werden bij de NMBS aanvankelijk aangeduid als type 1215a en kort daarna als type 1215 A.

De eerste twee reeksen werden aanvankelijk besteld met een nummer met zes cijfers, maar reeds bij de levering in 1956 kregen ze de nieuwe nummering met zeven cijfers van 2.280.000 tot 2.280.040 en 2.280.041 tot 2.280.520. Ze werden alle in de nieuwe roodbruine kleur geschilderd.

Niet alle nummers werden gebruikt. Alleen het prototype heeft tijdelijk het nummer 999.999 gekregen en maakte deel uit van een Europese expotrein. Een groot aantal wagens werden uitgerust met een platform en handrem.

Deze wagens UIC type 1 werden volgens eenzelfde concept gebouwd voor België, Nederland en Frankrijk. Uiterlijk bestonden wel enkele minimale verschillen.

 

De stortwagens werden vooral gebruikt voor het vervoer van bulkgoederen zoals kolen, cokes en hout. Ze konden een maximum lading van 29 Ton vervoeren. Deze relatief kleine wagens met een lengte van slechts 7,76 meter en een hoogte van 2,96 meter hadden aan beide zijden twee dubbele deuren van 1,40 meter breed en één of twee beweegbare kopwanden. Het volume bedroeg 36,8 m³. Ze hadden een laadoppervlak van 24,4 m.

Het lossen gebeurde met een speciale installatie waarop de wagens frontaal of lateraal konden gekanteld worden. Dit werd op de wagen aangeduid met een ronde witte markering onder hun nummer. Deze witte bol mag men niet verwarren met de witte stip naast de lettercode die in 1964 bij het Belgisch materiaal werd ingevoerd.

 

De wagens die ondergebracht zijn in de EUROP-pool zijn gemakkelijk te herkennen aan het wit vierkant dat op elke zijwand is gedrukt met daarin het EUROP-logo.

Onder het opschrift EUROP staat het kenmerk van de spoorwegmaatschappij waartoe de wagen behoort met daaronder het zevendelig serienummer. In ons geval is dit het B-logo van de NMBS en het nummer.

Rechts op de wagen staat een verwijzing dat de wagens voldoen aan de internationale RIV- en UIC-afspraken.

De markering 'UIC St' duidt erop dat het een standaardwagen betreft die gebouwd is volgens de gemeenschappelijke plannen van de verschillende netten.

Op de vier hoeken zien we twee horizontale identieke witte markeringen wat betekent dat het remmechanisme en de doorvoerleidingen voldoen aan de internationale afspraken.

In 1964 kregen deze goederenwagens een UIC nummer met twaalf cijfers van 01 88 501 4000 tot 8499. Vanaf dat jaar werden ze ingedeeld als type 1215 A0 en kregen ze de lettercode 'E' als open stortwagen op twee assen. In het begin werd de letteraanduiding voorafgegaan door een wit punt als aanduiding dat het om een UIC-code gaat. Omstreeks 1984 verdween dit punt.

De wagens van het type 1215 A0 werden begin jaren 1980 geleidelijk uit dienst genomen. Een aantal werd verkocht aan de toenmalige Deutsche Reichsbahn (DR). Enkele wagens kregen een tweede leven en werden nog enkele jaren gebruikt als lokale dienstwagen en werden aangeduid als type 8586B1, 8586B6, ...