De NMBS stoomloc type 67.001 van Fleischmann in HO

Een speciaal beestje in het zwart

 

Begin 2005 kondigde Fleischmann aan om de NMBS stoomloc type 67.001 uit te brengen op basis van het model van de Duitse P10. Fleischmann koos voor de Belgische uitvoering zoals deze na de tweede wereldoorlog kort in België heeft dienst gedaan. Fleischmann heeft het basismodel van deze loc al enkele jaren in haar programma. Bijgevolg zou het voor haar gemakkelijk zijn om hiervan de Belgische variant te ontwikkelen.

Dit was echter zonder de inspraak van de treinliefhebbers gerekend. Die wisten al snel op te merken dat deze loc nooit in het Belgisch groen heeft gereden. Deze opmerkingen zijn bij Fleischmann niet in dovemansoren gegaan. Zij hebben geprobeerd een zo getrouw mogelijk model te produceren. De 67.001 wordt uitgebracht in de Duitse schildering met een zwarte ketel en tender en rode wielen. Op de keteldeur prijkt het NMBS nummer 67.001. Op de cabine is het nummer is een typisch ovaal geplaatst samen met de aanduiding van de stelplaats.

België heeft slecht één loc van het type 67 in dienst gehad, meer bepaald de 67.001. Het gaat om een Duitse loc BR 39 133. Deze ex-Pruisische P10 is een Mikado 1D1 met 4 drijfwielen en drie cilinders. Zij werd gebouwd naar het ontwerp van Borsig in 1919. De P10 was bedoeld als vervanger van de meer bekende P8 (NMBS type 64) waarvan meer dan 3000 stuks werden gebouwd. Voor de steeds zwaarder wordende passagierstreinen werd deze P8 te licht bevonden en de P10 moest haar plaats vervangen. Opvallend is dat de aandrijving gebeurt op de tweede gekoppelde as terwijl de stoomschuif vanaf de derde as worden bediend.

In het totaal werden 260 exemplaren van deze locomotieven gebouwd tussen 1922 en 1927. Met haar wielen van 1,75 meter deed zij vooral dienst als passagierstrein op de Duitse regionale spoorlijnen. Zij woog 110 ton en haalde een snelheid van 110 km/uur. Met haar maximum vermogen van 1472 kW kon zij een sleep van 700 ton trekken tegen een snelheid van 55 km/uur. Later werden deze locomotieven vervangen door de meer bekende standaardlocomotief BR 01 en kreeg de BR 39 lichtere sneltreindiensten te verwerken. Het rendement van de BR 39 voldeed echter niet aan de gestelde verwachtingen. Pas na de tweede wereldoorlog werden enkele wijzigingen aangebracht op de nog overblijvende machines.

 

Geschiedenis van de 67.001

Onze loc BR 39 133 werd in 1924 gebouwd in Henschel en had als fabrieksnummer 20184. Oorspronkelijk had zij Magdeburg als standplaats. Zij behoorde toen nog tot de Pruisische reizigerstreinen type P10. Vanaf 1925 werd zij bij de DR ingedeeld als BR 39.

Eind 1944 werd deze loc door het Amerikaanse leger buit gemaakt in de buurt van Aken. Zij werd midden op het spoorwegnet achtergelaten door de Duitsers. De Amerikanen namen deze loc samen met nog drie andere Duitse machines in dienst van het US Transportation Corps (USTC) en gaven haar het nummer 1004. Dit nummer werd zoals gebruikelijk op de rookkastdeur geschilderd.

In de lente van 1945 had de US Army Transportation Corps deze voormelde locs geaffecteerd bij het depot van Herbesthal met de nummers 1001 tot 1004. Het ging achtereenvolgens om de BR 44 1804, BR 50 1436, BR 50 1314 en BR 39 133. Deze locomotieven werden ingezet voor het slepen van hospitaaltreinen en treinen met verlofgangers tussen Aken en Brussel. Later kregen zij bij de NMBS de nummers 25.021, 25.017, 25.016 en 67.001.

Op de BR 39 en op de twee locs BR 50 werden de Duitse nummerplaten in reliëf losgedraaid en omgekeerd teruggeplaatst, zodat de Amerikanen hierop hun eigen nummer konden aanbrengen. De vier locs werden gereden door het personeel van de 74Oste ROB (Railway Operating Battalion). De locomotief 1004 (later 67.001) kreeg als bijnaam “General Ross Raider”, wat een verwijzing is naar de commandant van de legereenheid die de stoomloc heeft gevonden. Deze naam werd op de zijkant van de cabine aangebracht.

Op 15 oktober 1945 werd de loc overgedragen aan de NMBS, en kreeg zij in de werkplaatsen in Mechelen een kleine herstelling aan de binnencilinder. Deze herstelling werd in Mechelen uitgevoerd omdat zij op dat ogenblik de enige werkplaats was die niet zwaar getroffen was door de oorlog. Salzinnes was door de bombardementen immers te zwaar toegetakeld. Eerst kreeg de loc het nummer 6700. Bij het in gebruik nemen van de nieuwe nummering met vijf cijfers, kreeg zij op 1 januari 1946 het nummer 67.001. Zij werd op 20 oktober 1945 toegewezen aan het depot in Luik (FL). Van hieruit verzekerde ze eerst semi-directe treinen naar Doornik en later naar Brussel. Haar laatste rit was in december 1946 naar Herbestal. Daarna stond de ex BR 39 133 afgesteld in Luik (Luik-Guillemins). Hier is de loc langs de Rue Varin gezien zonder tender. De originele tender met een inhoud van 31,5 m ³ werd eerder afgestaan aan de stoomloc 10.047.

In het kader van een materieelruil met de DB ging de loc gekoppeld met een tender afkomstig van de BR 50 434 (ex NMBS 25.015) in mei 1950 terug naar Duitsland. Deze tender van 25 m³ op draaistellen had bij de NMBS het nummer 40.000 en is nooit in dienst geweest. De DB weigerde echter deze tender en stuurde hem terug samen met de loc 81.465. De 67.001 kreeg in Duitsland opnieuw haar oud nummer 39 133 en deed achtereenvolgens dienst in de depots van Heidelberg, Villingen en Kaiserslautern waar ze in mei 1964 definitief werd afgesteld. Zij werd uiteindelijk uit de geschriften geschrapt op 30 november 1964.

 

 

Het model

 BR39 varianten.tif: Het originele model van Fleischmann BR 39 204 en een BR 39 105 geproduceerd in een beperkte serie in overgangskleuren medio 1922.

Het model van Fleischmann bestaat al vele jaren. De BR 39 204 werd als eerste in 1987 aangeboden. Sindsdien zijn diverse varianten de revue gepasseerd, al dan niet in een speciale uitvoering of in exclusieve serie met bijpassende rijtuigen. Ondanks het feit dat de BR 39 reeds jaren door Fleischmann wordt aangeboden, hebben zij nooit eerder een Belgische versie gemaakt. Toch heeft deze BR 39 twee jaar actief dienst gedaan op het Belgische net, waarvan één jaar met het uitgebrachte nummer. Daarna stond de loc ruim drie jaar afgesteld in Luik. Wie een baan heeft die gesitueerd is in de naoorlogse periode III zal deze loc daarom zeker interesseren.

Fleischmann heeft niet veel moeten doen om het Belgische voorbeeld te maken. Toch heeft zij de nodige zorg besteed om alle details zo juist mogelijk weer te geven. Terecht heeft Fleischmann gekozen voor het behoud van de originele Duitse schildering. Ondanks het gebrek aan precieze informatie lijkt deze keuze de enige juiste te zijn. Tijdens haar herstelling of onderhoudsbeurt in de Centrale Werkplaats in Mechelen heeft de loc immers geen groene schildering gekregen. Daarvoor was de verblijfsduur in de Centrale Werkplaats te kort. Onmiddellijk na de tweede wereldoorlog was het noodzakelijk om zoveel mogelijke locomotieven rijvaardig te houden. Pas later kon gedacht worden aan het herschilderen in het Belgisch groen. Voor het zover was werd de loc definitief afgesteld in Luik.

Om het uiterlijk van het model te kunnen beoordelen hebben we gebruik gemaakt van enkele zeldzame foto’s uit het boek “Vapeur en Belgique deel II”, van Phil Dambly. In dit schitterende werk wordt de loc slechts aan één zijde getoond. Andere foto’s van deze stoomloc hebben we niet gevonden. Niet tegenstaande deze beperking komt het uiterlijk van het model nagenoeg volledig overeen met het grote voorbeeld.

De loc is op uitzonderling van het nummer nagenoeg ongewijzigd gebleven. Op het front is het Belgische nummer correct op het onderste deel van de keteldeur geplaatst. De cijfers zijn juist weergegeven. Fleischmann heeft zich correct laten informeren en gekozen voor het sierlijke Amerikaanse lettertype. Het originele bord met het Duitse nummer is verdwenen. De Duitse lampen zijn blijven staan. We mogen gerust aannemen dat ook het originele voorbeeld met deze lampen heeft gereden. De windleiplaten zijn van het juiste type. Pas na de tweede wereldoorlog werden deze in Duitsland vervangen door Witte-windleiplaten. De originele Duitse buffers zijn nooit vervangen door typisch Belgische buffers.

Op de cabine is aan beide zijden het locnummer in een ovaal geplaatst. Zowel het ovaal als het nummer zijn zeer fijn weergegeven. Daaronder is het depotsymbool van Luik geplaatst. Op de tender prijkt linksonder het tendernummer waarvan de eerste twee cijfers het maximum watervolume aanduiden. Wij hebben niet kunnen achterhalen of deze tender inderdaad een nummer heeft gehad. Achteraan is het locnummer op de enig mogelijke plaats aangebracht.

De aandrijving gebeurt met een ronde motor die in de tender is geplaatst. De overbrenging gebeurt met twee wormwieltjes op de buitenste assen in de tender. Op de motoras is een stevig vliegwiel geplaatst waarmee de loc bij analoog rijden een beperkte uitloop van ongeveer 15 cm haalt. Het allereerste model van Fleischmann van de BR 39 was nog uitgerust met een vijfpolige motor die was overgenomen uit de toenmalige racewagens van de Rallye Monte Carlo sets van Fleischmann. Deze motor is al enige tijd vervangen door een nieuw type Buhler motor. Het is een onderhoudsvrije motor waarvan de koolborstel niet meer vervangen kunnen worden. In geval van problemen moet je de volledige motor verwijderen en vervangen door een nieuw exemplaar. Echte liefhebbers van Fleischmann zullen dit betreuren. Om de tandwielen een onderhoudsbeurt te geven moet je het schroefje onderaan de tender losdraaien en de kap aan de zijkanten opentrekken. Eventueel gebruik je daarbij enkele kaasprikjes. Hierbij valt onmiddellijk op dat de kunststofkap verzwaard is met metaal (lood) zodat de nodige adhesie gegarandeerd is.

De stroomafname gebeurt met onzichtbaar geplaatste sleepcontacten. Op de tender gebeurt dit enkel aan de linkerzijde op de middelste wielen. Vooraan vind je de stroomafnemers aan beide zijden op de vier gekoppelde wielen. De tender is met een vaste brede en platte kortkoppeling met de loc verbonden. In deze verende verbinding liggen alle draadjes verborgen die naar de stroomafnemers en de decoderstekker leiden.

Voor een betrouwbaar rijgedrag zijn de buitenste wielen in de tender voorzien van slipbandjes. De middelste wielen zijn verend opgehangen, zodat ze constant naar beneden worden gedrukt. Alle wielen zijn gezwart. Dit was bij het oorspronkelijke model nog niet het geval. Hierdoor komen de zeer fijn uitgevoerde spaakwielen veel beter tot hun recht.

Qua trekeigenschappen voldoet de loc prima. Met zijn 625 gram trekt zij op een vlakke baan probleemloos 10 en meer rijtuigen. Ook op een helling moet de 67.001 niet onderdoen. Alleen met de tender vooruit hebben wij het locgedeelte enkele keren zien ontsporen in krappe bogen. en loopt de trekcapaciteit enigszins terug. Negatief is dit echter niet omdat zelden met de tender voorop wordt gereden, en krappe bogen leveren nu eenmaal meer problemen op. Het rijgedrag is soepel en verloopt zonder stoten. Ook bij analoog rijden zijn zeer lage snelheden haalbaar, hoewel je dan zeker over een aangepaste voeding met fijne regelmogelijkheden moet beschikken. Starten doet de loc reeds bij een spanning van 2,5 Volt. De maximum stroomafname die wij hebben gemeten is iets meer dan 700 mA. Hierbij ontwikkelt de loc in schaal en snelheid van 120 km/uur. De minimumstraal waarop kan gereden worden bedraagt 360 mm. Eén minpunt, het model is niet uitgerust met een wisselende verlichting en er is geen rode sluitverlichting aanwezig.

Het model is voorbereid voor het inpluggen van een NEM-decoderstekker. Fleischmann gebruikt hiervoor een decoder met zes pinnen (NEM 651) en niet met acht pinnen (NEM 652) zoals meestal het geval is. De decoder wordt niet in de tender maar in de ketel geplaatst.  Het verwijderen van de ketel gebeurt met twee schroefjes onder de cabine en één schroefje vooraan. Veel plaats voor een decoder is er niet. In de beperkte handleiding wordt met een tekening aangegeven waar dit precies moet gebeuren. Wanneer je hiermee niet vertrouwd bent kun je beter hulp vragen aan je verkoper of een ervaren modelbouwer. Wees in elk geval aandachtig bij het opnieuw plaatsen van de ketel.

Over de afmetingen kunnen we kort zijn. Fleischmann heeft een model ontwikkeld dat een 9 op 10 verdient qua afmetingen. Enkel de afstand tussen de gekoppelde wielen is volgens onze berekening 0,5 mm te klein. De loc wordt standaard geleverd met de betrouwbare Fleischmann kortkoppeling in een schachtje volgens NEM-normen. Deze koppeling is gemakkelijk te vervangen door elk gewenst type. Van de locomotief is eveneens een model verkrijgbaar voor het drierailsysteem van Märklin. Van de BR 39 van Fleischmann is ook een versie in schaal N verkrijgbaar, echter niet in Belgische uitvoering.

 

 Afmetingen

 

Origineel voorbeeld HO Model
 Lengte over de buffers

22.980 mm 264,1 mm 264,1 mm
 Radstand van de gekoppelde  wielen

2.000 mm 23,0 mm 22,5 mm
 Totale radstand

11.600 mm 133,3 mm 133,5 mm
 Radstand van de tender

5600 mm 64,4 mm 64,5 mm
 Diameter wielen

1750 mm 20,1 mm 20,1 mm
 Diameter wielen tender

1000 mm 11,5 mm 11,4 mm

 

Decoder Nem 651

Het aanbod van zespolige decoders volgens NEM 651 die in aanmerking komen voor inbouw in de Fleischmann NMBS type 67.001 (ex BR 39) is beperkt. De decoder moet immers een minimumvermogen van 700 mA kunnen trekken. Je zult dus op zoek moeten gaan naar een gepaste decoder.

Wil je een LokSound decoder inbouwen, dan ben je verplicht een soldeerbout boven te halen. Lees in dit geval heel goed de richtlijnen in de handleiding bij de decoder. Momenteel is het geluid van de BR 39 bij ESU niet beschikbaar. Voorlopig zul je het moeten stellen met de universele LokSound3 stoomdecoder 52403 (DCC + Motorola). Omdat het maximum verbruik van de motor hoger ligt dan 500mA is de LokSound Micro met 6-polige stekker niet geschikt. Momenteel zal je waarschijnlijk ook geholpen zijn met een ESU decoder v4. Informeer bij je handelaar. 

 

Bronnen: Vapaur en Belgique II, Phil Dambly. La Société Nationale des Chemins de Fer Belges 1939 - 1945 Deel XV, NMBS J.Vandenberghen, Archief Fremo België.